Inhoud verdrag (art 34 t/m 50)

Vervolg

Artikel 34. Comité voor de rechten van personen met een handicap

  1. Er wordt een Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap ingesteld (hierna te noemen „het Comité”) dat de hieronder te noemen functies uitoefent.
  2. Het Comité zal, op het tijdstip waarop dit Verdrag in werking treedt, bestaan uit twaalf deskundigen. Zodra nogmaals zestig Staten het Verdrag hebben bekrachtigd of ertoe zijn toegetreden, nemen nog zes personen zitting in het Comité, zodat het maximum aantal leden van 18 wordt bereikt.
  3. De leden van het Comité nemen op persoonlijke titel zitting en dienen van hoog zedelijk aanzien en erkende bekwaamheid, op het gebied dat dit Verdrag bestrijkt, te zijn. De Staten die Partij zijn worden verzocht bij de voordracht van hun kandidaten naar behoren rekening te houden met de bepaling vervat in artikel 4, derde lid, van dit Verdrag.
  4. De leden van het Comité worden gekozen door de Staten die Partij zijn, waarbij rekening wordt gehouden met een billijke geografische spreiding, vertegenwoordiging van de uiteenlopende beschavingen en van de voornaamste rechtsstelsels, een evenwichtige verdeling tussen mannen en vrouwen en deelname door deskundigen met een handicap.
  5. De leden van het Comité worden gekozen tijdens vergaderingen van de Conferentie van Staten die partij zijn door middel van geheime stemming uit een lijst van personen, die door de Staten die Partij zijn uit hun onderdanen worden aangewezen. Tijdens deze vergaderingen, waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn het quorum vormen, zijn degenen die in het Comité zijn gekozen, die personen, die het grootste aantal stemmen hebben verkregen, alsmede een absolute meerderheid van de stemmen van de aanwezige vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn die hun stem uitbrengen.
  6. De eerste verkiezing wordt niet later gehouden dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Uiterlijk vier maanden voor de datum van elke stemming zendt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn, teneinde hen uit te nodigen hun voordrachten binnen twee maanden in te dienen. De Secretaris-Generaal stelt vervolgens een alfabetische lijst op van alle personen die aldus zijn voorgedragen, waarbij aangegeven wordt door welke Staat die Partij is, zij zijn voorgedragen en legt deze voor aan de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag.
  7. De leden van het Comité worden gekozen voor een termijn van vier jaar. Zij zijn eenmaal herkiesbaar. De termijn van zes bij de eerste verkiezing benoemde leden loopt na twee jaar af; terstond na de eerste verkiezing worden die leden bij loting aangewezen door de voorzitter van de in het vijfde lid van dit artikel bedoelde vergadering.
  8. De verkiezing van de zes extra leden van het Comité vindt plaats ten tijde van de periodieke verkiezingen in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van dit artikel.
  9. Indien een lid van het Comité overlijdt, terugtreedt of om andere redenen verklaart zijn of haar taken niet langer te kunnen vervullen, benoemt de Staat die Partij is die dat lid heeft voorgedragen een andere deskundige die beschikt over de kwalificaties en voldoet aan de vereisten vervat in de desbetreffende bepalingen van dit artikel om gedurende het resterende deel van de termijn zitting te nemen.
  10. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
  11. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de benodigde personeelsleden en voorzieningen ter beschikking, ten behoeve van de doeltreffende uitvoering van de taken van het Comité uit hoofde van dit Verdrag en belegt de eerste vergadering.
  12. Na goedkeuring van de Algemene Vergadering ontvangen de leden van het Comité dat uit hoofde van dit Verdrag is opgericht, emolumenten uit de middelen van de Verenigde Naties onder de voorwaarden die door de Algemene Vergadering kunnen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de verantwoordelijkheden van het Comité.
  13. De leden van het Comité hebben recht op de faciliteiten, voorrechten en immuniteiten van deskundigen die een missie uitvoeren voor de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de desbetreffende artikelen van het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties.

Artikel 35. Rapportage door de Staten die Partij zijn

  1. Elke Staat die Partij is dient, binnen twee jaar nadat dit Verdrag voor de desbetreffende Staat die Partij is in werking is getreden, via de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een uitgebreid rapport in bij het Comité over de maatregelen die zijn genomen om zijn verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag na te komen, alsmede over de vooruitgang die is geboekt in dat verband.
  2. Daarna brengen de Staten die Partij zijn ten minste eenmaal per vier jaar een vervolgrapport uit en voorts wanneer het Comité daarom verzoekt.
  3. Het Comité stelt richtlijnen vast die van toepassing zijn op de inhoud van de rapporten.
  4. Een Staat die Partij is die een uitgebreid eerste rapport heeft ingediend bij het Comité, behoeft de informatie die eerder is verstrekt niet te herhalen in de vervolgrapporten. Bij het opstellen van de rapporten voor het Comité, worden de Staten die Partij zijn uitgenodigd te overwegen daarbij een open en transparante procedure te volgen en zich naar behoren rekenschap te geven van de bepaling vervat in artikel 4, derde lid, van dit Verdrag.
  5. In de rapporten kunnen factoren en problemen worden vermeld die van invloed zijn op de mate waarin de verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag worden vervuld.

Artikel 36. Behandeling van rapporten

  1. Elk rapport wordt behandeld door het Comité dat naar aanleiding daarvan suggesties en algemene aanbevelingen kan doen die het relevant acht en deze doen toekomen aan de desbetreffende Staat die Partij is. De Staat die Partij is, kan daarop reageren door door hem geselecteerde informatie te zenden aan het Comité. Het Comité kan de Staten die Partij zijn verzoeken om nadere informatie met betrekking tot de implementatie van dit Verdrag.
  2. Indien een Staat die Partij is de termijn voor het indienen van een rapport aanmerkelijk overschreden heeft, kan het Comité de desbetreffende Staat die Partij is in kennis stellen van de noodzaak de implementatie van dit Verdrag in die Staat die Partij is te onderzoeken op grond van betrouwbare informatie waarover het Comité beschikt, indien het desbetreffende rapport niet binnen drie maanden na de kennisgeving wordt ingediend. Het Comité nodigt de desbetreffende Staat die Partij is uit deel te nemen aan dat onderzoek. Indien de Staat die Partij is antwoordt door het desbetreffende rapport in te dienen, zijn de bepalingen van het eerste lid van dit artikel van toepassing.
  3. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de rapporten ter beschikking aan alle Staten die Partij zijn.
  4. De Staten die Partij zijn stellen hun rapport algemeen beschikbaar aan het publiek in hun eigen land en faciliteren de toegang tot suggesties en algemene aanbevelingen met betrekking tot deze rapporten.
  5. Indien het dit opportuun acht, zendt het Comité de rapporten van de Staten die Partij zijn aan de gespecialiseerde organisaties, fondsen en programma’s van de Verenigde Naties en andere bevoegde organen om daarin vervatte verzoeken om, of meldingen van hun behoefte aan technisch advies of ondersteuning tezamen met eventueel commentaar of aanbevelingen van het Comité ter zake van deze verzoeken of meldingen aan hen voor te leggen.

Artikel 37. Samenwerking tussen Staten die Partij zijn en het Comité

  1. Elke Staat die Partij is werkt samen met het Comité en ondersteunt zijn leden bij de uitvoering van hun mandaat.
  2. In hun betrekkingen met de Staten die Partij zijn, besteedt het Comité voldoende aandacht aan de wegen en manieren om de nationale mogelijkheden voor de implementatie van dit Verdrag te verbeteren, onder andere door middel van internationale samenwerking.

Artikel 38. Betrekkingen van het Comité met andere organen

Teneinde de daadwerkelijke implementatie van dit Verdrag te bevorderen, en de internationale samenwerking op het terrein waarop dit Verdrag betrekking heeft, aan te moedigen:

  1. hebben de gespecialiseerde organisaties en andere organen van de Verenigde Naties het recht vertegenwoordigd te worden bij de behandeling van de implementatie van de bepalingen van dit Verdrag die vallen binnen het kader van hun mandaat. Indien het dat opportuun acht, kan het Comité de gespecialiseerde organisaties en andere bevoegde organen uitnodigen deskundig advies te verstrekken voor de implementatie van het Verdrag op terreinen die vallen binnen het kader van hun onderscheiden mandaten. Het Comité kan gespecialiseerde organisaties en andere organen van de Verenigde Naties uitnodigen rapporten in te dienen over de implementatie van het Verdrag op terreinen die vallen binnen het kader van hun werkzaamheden;
  2. kan het Comité bij de uitvoering van zijn mandaat overleggen met andere bevoegde organen die zijn opgericht op grond van internationale mensenrechtenverdragen, teneinde de consistentie van hun onderscheiden rapportagerichtlijnen, suggesties en algemene aanbevelingen te waarborgen en dubbel werk en overlapping bij de vervulling van hun taken te voorkomen.

Artikel 39. Rapportage door het Comité

Het Comité brengt eenmaal per twee jaar verslag uit aan de Algemene Vergadering en aan de Economische en Sociale Raad en kan suggesties en algemene aanbevelingen doen naar aanleiding van de bestudering van de rapporten en informatie ontvangen van de Staten die Partij zijn. Deze suggesties en algemene aanbevelingen dienen in het rapport van het Comité te worden opgenomen tezamen met het eventuele commentaar van de Staten die Partij zijn.

Artikel 40. Conferentie van de Staten die Partij zijn

  1. De Staten die Partij zijn komen periodiek bijeen in een Conferentie van de Staten die Partij zijn teneinde aangelegenheden te behandelen met betrekking tot de implementatie van dit Verdrag.
  2. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de Conferentie van de Staten die Partij zijn bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties belegt de volgende bijeenkomsten eenmaal per twee jaar of wanneer de Conferentie van de Staten die Partij zijn daartoe besluit.

Artikel 41. Depositaris

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is depositaris van dit Verdrag.

Artikel 42. Ondertekening

Dit Verdrag staat vanaf 30 maart 2007 op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York open voor ondertekening door alle Staten en organisaties voor regionale integratie.

Artikel 43. Instemming te worden gebonden

Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd door de ondertekenende Staten en formeel te worden bevestigd door de ondertekenende organisaties voor regionale integratie. Het staat open voor toetreding door elke Staat of organisatie voor regionale integratie die het Verdrag niet heeft ondertekend.

Artikel 44. Organisaties voor regionale integratie

  1. Een „organisatie voor regionale integratie” is een organisatie die is opgericht door soevereine Staten van een bepaalde regio waaraan haar lidstaten de bevoegdheid hebben overgedragen ter zake van aangelegenheden waarop dit Verdrag van toepassing is. Dergelijke organisaties leggen in hun akten van formele bevestiging of toetreding vast in welke mate zij bevoegd zijn ter zake van aangelegenheden waarop dit Verdrag van toepassing is. Deze organisaties doen de depositaris tevens mededeling van iedere relevante verandering in de reikwijdte van hun bevoegdheden.
  2. Verwijzingen naar „Staten die Partij zijn” in dit Verdrag zijn binnen de reikwijdte van hun bevoegdheid tevens van toepassing op deze organisaties.
  3. Voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, en artikel 47, tweede en derde lid, worden akten, neergelegd door een organisatie voor regionale integratie, niet meegeteld.
  4. Organisaties voor regionale integratie oefenen ter zake van binnen hun bevoegdheid vallende aangelegenheden hun stemrecht bij de Conferentie van de Staten die Partij zijn uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij dit Verdrag. Bedoelde organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien een van hun lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.

Artikel 45. Inwerkingtreding

  1. Dit Verdrag treedt in werking dertig dagen na de nederlegging van de twintigste akte van bekrachtiging of toetreding.
  2. Voor elke Staat of organisatie voor regionale integratie die het Verdrag na de nederlegging van de twintigste akte bekrachtigt, formeel bevestigt of ertoe toetreedt, treedt het Verdrag in werking dertig dagen na de nederlegging van zijn akte ter zake.

Artikel 46. Voorbehouden

  1. Voorbehouden die onverenigbaar zijn met het onderwerp en het doel van dit Verdrag zijn niet toegestaan.
  2. Voorbehouden kunnen te allen tijde worden ingetrokken.

Artikel 47. Wijzigingen

  1. Elke Staat die Partij is kan een wijziging van dit Verdrag voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal deelt voorgestelde wijzigingen mede aan de Staten die Partij zijn met het verzoek hem te berichten of zij een conferentie van de Staten die Partij zijn verlangen, teneinde de voorstellen te bestuderen en daarover te beslissen. Indien, binnen vier maanden na de datum van deze mededeling, ten minste een derde van de Staten die Partij zijn een dergelijke conferentie verlangt, roept de Secretaris-Generaal de vergadering onder auspiciën van de Verenigde Naties bijeen. Wijzigingen die worden aangenomen door een meerderheid van twee derde van de aanwezige Staten die Partij zijn en hun stem uitbrengen, worden door de Secretaris-Generaal voorgelegd aan de Algemene Vergadering en vervolgens ter aanvaarding aan alle Staten die Partij zijn.
  2. Een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel aangenomen en goedgekeurde wijziging, treedt in werking dertig dagen nadat het aantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde bedraagt van het aantal Staten die Partij waren op de datum waarop de wijziging aangenomen werd. De wijziging treedt vervolgens voor elke Staat die Partij is in werking dertig dagen na de datum waarop deze zijn instrument van aanvaarding heeft nedergelegd. Een wijziging is uitsluitend bindend voor de Staten die Partij zijn die haar aanvaard hebben.
  3. Indien daartoe bij consensus besloten is door de Conferentie van de Staten die Partij zijn, treedt een wijziging die is aangenomen en goedgekeurd in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel en uitsluitend betrekking heeft op de artikelen 34, 38, 39 of 40 voor alle Staten die Partij zijn in werking, dertig dagen nadat het aantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde bedraagt van het aantal Staten die Partij waren op de datum waarop de wijziging werd aangenomen.

Artikel 48. Opzegging

Een Staat die Partij is kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 49. Toegankelijk format

De tekst van dit Verdrag wordt beschikbaar gesteld in toegankelijke formats.

Artikel 50. Authentieke teksten

De Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Verdrag hebben ondertekend.